Pancratiusparochie Sloten






Delen:
meld deze pagina op Twitter meld deze pagina op Facebook
Volgen:
link naar de RSS Feed van de laatste nieuwsberichten volg Pancratiusparochie op Twitter volg Pancratiusparochie op Facebook

Even minderen voor Sierra Leone

Vastenaktie 2014

gepubliceerd: dinsdag, 25 maart 2014
Even minderen voor Sierra Leone

Ieder jaar heeft de Vastenaktie een eigen motto. Dit jaar is dat: “Even min­de­ren voor Sierra Leone”. Tja: wij wat min­de­ren… Wat je er door over houdt bestemmen voor Sierra Leone. Dit kan je doneren in de collecte­schaal die iedere week rondgaat in de kerk of door een stor­ting op iban nummer NL21 INGB 0000 0058 50 t.n.v. Vastenaktie, Den Haag.

De opbrengsten zijn bestemd voor de zusters van St. Jozef van Cluny. Zij vormen een be­lang­rijke missie­con­gre­ga­tie, die zijn wor­tels heeft in Frank­rijk. Stichteres Anne Marie Javouhey leerde de mensen om haar heen onder andere met ie­der­een te delen wat ze hebben: “Deel met mensen die min­der hebben, maar ook met hen die meer hebben. Deel gewoon! Deel van wat je hebt: je eigendom, je liefde en ook je kennis.”

Een van de projecten van de zusters van Cluny staat centraal tij­dens de Vasten 2014: het Diomplor-pro­gram­ma in Koidu, Sierra Leone. Samen met een groot team van mensen uit Sierra Leone zelf, zorgen de zusters onder meer voor onder­wijs voor de kin­de­ren en helpen ze de ouders een eigen inkomen te verwerven.

Het Diomplor-pro­gram­ma

Het Diomplor-pro­gram­ma begint als een spon­taan ini­tia­tief in een vluch­te­lingen­kamp in Guinee. De inwoners van Koidu zijn hierheen gevlucht tij­dens de bloe­dige bur­ger­oor­log. Zuster Teresa, een van de zusters van St. Jozef van Cluny, woont tij­dens de oorlog in Conakry, de hoofd­stad van Guinee. Ze hoort over de verschrik­kingen in de vluch­te­lingen­kampen en weet on­mid­del­lijk: “Daar zijn mensen die mij nodig hebben.” Samen met Zr. Mary Anthony bezoekt ze de vluch­te­lingen. De zusters onder­steunen de vluch­te­lingen in de kampen en vangen de kin­de­ren op. Na afloop van de oorlog, keren de vluch­te­lingen terug naar huis. In 2003 vragen de mensen uit Koidu of de zusters zich bij hen willen ves­tigen om te helpen bij de wederop­bouw. De zusters starten in 2004 hun eerste missie­school. Veel kin­de­ren hangen op straat: er is geen geld voor school en vaak is er niets te eten. De zusters ontwerpen een simpel uniform en hou­den het school­geld laag. Met hulp van andere missie­posten en van mensen uit Europa kunnen ze alle kin­de­ren opnemen die ze ook in het vluch­te­lingen­kamp hebben op­ge­van­gen. Er mel­den zich meer kin­de­ren aan. Door de oorlog hebben ze geen onder­wijs kunnen volgen. Ze zijn bovendien zwaar getraumatiseerd. De zusters en docenten volgen trai­ningen om te leren deze kwets­ba­re kin­de­ren zo goed moge­lijk te be­ge­lei­den. Een aantal leer­krachten is net als de kin­de­ren in de vluch­te­lingen­kampen geweest. Zij begrijpen de kin­de­ren dus goed en mede daardoor heeft de groep al snel een goede, stevige basis. Om het niveau van het onder­wijs te verbe­te­ren, gaan ook de leer­krachten terug naar de school­banken. Som­mi­gen starten met leren op afstand, anderen gaan naar school in Makeni.

Tiener­moe­ders

Tiener­moe­ders kunnen binnen het Diomplor-pro­gram­ma een vak leren: bij de nijver­heids­school is een crèche waar de meisjes regel­ma­tig naar binnen kunnen lopen om voor hun baby te zorgen. Omdat deze jonge moe­ders vaak zwaar getraumatiseerd zijn, zijn ze niet in staat gewoon onder­wijs te volgen. Er is daarom meer flexibili­teit en gees­te­lij­ke zorg op de school. De meisjes leren er koken en bedienen, haarver­zor­ging en textiele werk­vor­men, zodat ze zelf hun brood kunnen verdienen. De leergang duurt vier jaar. Dan zijn hun kin­de­ren oud genoeg om zelf naar school te gaan en kunnen de meisjes gaan werken als kok, kapster of naaister.

Business and savings-groepen

Om de omge­ving van de kin­de­ren te ver­ster­ken, kunnen de ouders deelnemen aan zoge­noemde ‘business and savings’-groepen’. Groepen van tien tot 25 (voor­na­me­lijk) vrouwen vormen een soort vereni­ging met een voor­zit­ter, een pen­ning­mees­ter en een se­cre­ta­ris. De groep wordt weke­lijks begeleid door een eigen trainer vanuit het Diomplor-pro­gram­ma. De vereni­ging krijgt een lening tegen 10% rente. Alle leden krijgen hun deel. Daar­mee kunnen ze een klein handeltje of winkeltje starten. De meesten beginnen een eigen bedrijfje, maar som­mi­gen werken samen. De groep komt weke­lijks bij elkaar. Ie­der­een legt dan 2000 ‘leonas’ in de pot. De leone is de geldeen­heid in Sierra Leone. Honderd leonas is € 0,02. Ieders weke­lijkse inleg wordt bijge­hou­den in een eigen spaar­boekje en in het kas­boek van de vereni­ging. Als de groep een paar weken draait, opent ze een reke­ning bij de bank. Daarop wordt alle kas­geld gestort. De vereni­ging krijgt 5% rente op het saldo. Vanaf dit moment begint de groep met het – lang­zaam – aflossen van de lening . Als iemand het zich kan ver­oor­lo­ven, mag hij of zij ook meer inleggen. Daar­mee bouw je meer krediet op en kun je als dat nodig is, een extra lening krijgen uit de ‘pot’. Af­han­ke­lijk van de per­soon­lijke inleg en het verwachte rende­ment van de handel, bepaalt de groep of iemand uit de vereni­gingskas geld mag lenen. Op deze manier kan iemand zijn handel uitbrei­den.
Als iemand door ziekte of andere omstan­dig­he­den tij­de­lijk niet in staat is bij te dragen aan de vereni­gingskas, dragen de andere leden ge­za­men­lijk het ont­bre­kende deel bij. De business and savings-groep is dan ook een be­lang­rijk vangnet voor ge­zin­nen: als de kostwinner ziek wordt, komt de familie niet on­mid­del­lijk in de problemen. Dat is een be­lang­rijk verschil met ‘gewoon’ microkrediet.